De bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak kan voorkomen worden met de tegenbewijsregeling. De berijder van de leaseauto moet dan aantonen, dat het privégebruik per jaar niet meer is dan 500 km.

Het beste tegenbewijs is een sluitende kilometeradministratie. Uit de rechtspraak komt echter naar voren dat “een rittenregistratie niet meteen dient te worden verworpen, indien niet aan alle eisen wordt voldaan. Een administratie in combinatie met andere bewijsmiddelen kan ook voldoende zijn, indien ze zodanig sluitend zijn dat daaruit zonder twijfel kan worden afgeleid hoeveel kilometers er met de auto’s zakelijk en privé zijn gereden”.

Dat andere bewijs is in de praktijk niet eenvoudig. Dat toont een recente rechtszaak over een naheffingsaanslag voor de bijtelling. Bij de rittenregistratie over dat jaar had de fiscus grote twijfels. Op de rechtszitting probeerde deze berijder die opmerkingen te weerleggen.

Uit het totaal van de rittenadministratie, het benzineverbruik en vastleggingen van kilometerstanden, leidde de rechtbank af dat de manier waarop de rittenregistratie was bijgehouden niet betrouwbaar is. De administratie was blijkbaar niet steeds per rit bijgehouden. Dat kon in de eerste plaats geconcludeerd worden uit grote verschillen in brandstofverbruik. De auto zou ongeveer 1 op 20 moeten rijden. Maar er waren ook weken in de rittenregistratie met een heel afwijkend verbruiksgetal. Daar kwam bij dat geen enkele kilometerstand van de tankbeurten, van onderhoudsnota’s en bandenwissel overeenkwam met de rittenregistratie. De rechter oordeelde dan ook dat het beroep ongegrond was: De naheffing blijft daarmee in stand.

Het is dan ook het beste om dagelijks en per rit de gereden ritten in de administratie te verwerken.